In de oorlog mocht de Christelijke Muziekvereniging Valerius niet optreden. De muziekinstrumenten van de fanfare werden zelfs gevorderd door de bezetter. En toch liepen de leden van de vereniging vlak na de bevrijding van Urk al gauw weer feestelijk door het dorp. In een geïmproviseerd uniform, maar wel met hun eigen instrumenten.

Koninginnedag en andere verjaardagen van de leden van de Koninklijke familie mochten in de oorlog niet meer worden gevierd. Zo bleven er niet veel gelegenheden over waarbij Valerius kon musiceren. Vanaf 1942 werd het de plaatselijke fanfare helemaal onmogelijk gemaakt te spelen. "Valerius was verplicht om lid te worden van de Kulturkammer, anders mochten ze niet spelen", zo weet Lub van den Berg. Het huidige lid van brassband Valerius is de onofficiële archivaris van de vereniging.

Instrumenten inleveren
Van den Berg zocht uit hoe de fanfare de oorlog doorkwam. "De Duitse bezetter bepaalde wat geblazen mocht worden. Alles moest natuurlijk volgens de Nazi-ideologie. Amerikaanse muziek was streng verboden." Het bestuur van Valerius wilde niet met de bezetter in zee gaan en werd geen lid van de Kulturkammer. De consequentie was dat ze alle instrumenten moesten inleveren. "Als je dat niet deed, kreeg je zelfs een boete van een paar duizend gulden."

Verstopt op zolder
Om de instrumenten niet kwijt te raken, bedacht Valerius een list." De administratie van de vereniging was niet zo geweldig, en ze zeiden dat de muziekinstrumenten eigendom waren van de muzikanten zelf." De meeste leden zegden vervolgens hun lidmaatschap op en namen de instrumenten mee. "Ik geloof dat er één of twee oude toeters zijn ingeleverd, voor de vorm", aldus Van den Berg. Het grootste deel van de hoorns, trompetten, trombones en ook de trommels werden vervolgens verstopt. "In de timmerschuur van één van de leden, aannemer Hagedoorn. Onder een hoop hout op zolder zijn ze daar de hele oorlog blijven liggen."

"Zoveel blazen, dat waren ze niet meer gewend"

— Lub van den Berg, Brassband Valerius

Kokosvet op de lippen
Toen Urk in april 1945 bevrijd werd, kwam het bestuur al gauw weer bijeen. De instrumenten werden onder het stof vandaan gehaald. Alle leden hadden de oorlog overleefd, zij kregen opdracht om flink te gaan repeteren. "Zo kon men op 30 april, de verjaardag van toenmalig kroonprinses Juliana, weer de straat op. Hoe dat geklonken heeft, daar ben ik wel benieuwd naar", lacht Van den Berg. "Jammer genoeg zijn er geen opnames van. Ik heb wel begrepen dat ze kokosvet op de lippen moesten smeren, want zoveel blazen, dat waren ze niet meer gewend. En de kelen smeerden ze met iets anders."

Geïmproviseerde uniformen
Een paar foto's van dat eerste optreden zijn er wel. "Ze hadden in die tijd nog geen uniformen, alleen een witte pet. Om toch een beetje herkenbaar te zijn, werden witte jassen van de bakkers en de slagers geleend, En één van de muzikanten was kapper, dus die kon mooi zijn witte kappersjas aan. Zo leek het toch nog wat op een uniform." Het droeg allemaal bij aan het eerste feestje dat Urk na de oorlog weer kon vieren, op straat, met de fanfare.